De soort is wijdverspreid in een groot deel van Europa, terwijl de ondersoort 'graecus' zich beperkt tot het zuidelijke deel van het Balkanschiereiland. Dit watersalamander is een relatief veel voorkomende soort, voornamelijk in gematigde plassen in de laaglanden. Vergeleken met het Macedonische kamsalamander wordt hij niet zo sterk geassocieerd met aquatische biotopen, met uitzondering van het paar- en winterslaapseizoen. Het kleine watersalamander paart in kalme, meestal ondiepe wateren (van maart tot mei) en geeft de voorkeur altijd aan kleine begroeide plassen, poelen enz. Hun larven leven dicht bij de bodem van de poelen, in tegenstelling tot de volwassenen, die de voorkeur geven aan het oppervlak. Mannetjes worden seksueel volwassen na 2 tot 3 jaar en vrouwtjes iets later. Volwassene dieren overwinteren meestal in waterbiotopen. Binnen het NPG de soort wordt gevonden van de moerassige oevergebieden tot de gematigde plassen en moerassen tot 1600 meter boven zeeniveau.